De Hoge Raad heeft duidelijk gemaakt dat de Belastingdienst geen beroep kan doen op de foutenleer als de fout betrekking heeft op een bedrijfsmiddel dat in het desbetreffende jaar niet meer op de balans staat.
In de zaak voor de Hoge Raad had een bv haar aandeel in een gevormde reserve assurantie eigen risico (REAR) niet aangegeven in haar aangifte vennootschapsbelasting voor 1997 en volgende jaren. Hieruit vloeide een aansluitingsverschil voort, dat de inspecteur wilde belasten in het jaar 2000 op grond van de foutenleer. Hof Amsterdam stond dit toe, maar toen de bv in cassatie ging kwam de Hoge Raad tot een ander oordeel. Het aansluitingsverschil had namelijk betrekking op een auto die was gebruikt door de toenmalige bestuurder van de bv. Deze auto was in 1998 verkocht. De RAER had daarom in 1998 moeten vrijvallen. In dat geval zou de reserve niet meer op de eindbalans van 1998 en latere balansen voorkomen. De balans van de bv bevatte ultimo 1999 geen fout die de fiscus het recht gaf om de foutenleer toe te passen. Dat de bv in 1997 de RAER niet had opgegeven en dus evenmin had laten vrijvallen in 1998 deed hieraan niets af.
Bevestiging toepassing foutenleer
Op zelfde dag als het bovenstaande arrest deed de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:3011) nog een andere uitspraak over de foutenleer. Deze zaak ging over toepassing van de foutenleer in 2004 met betrekking tot de niet verwerkte vrijval van de reserve assurantie eigen risico. Hof Amsterdam had hier de toepassing van de foutenleer goedgekeurd (zie: ‘Fiscus mag met foutenleer inhaalslag maken’). In deze situatie vond de Hoge Raad dat de fiscus wel een beroep kon doen op de foutenleer. De reserve had in deze situatie geen betrekking op een vervreemd bedrijfsmiddel. De fout kwam dan ook nog steeds op de balans voor. Toch werd een deel van de hofuitspraak vernietigd, maar alleen omdat de partijen het erover eens waren dat het belastbare bedrag over 2004 moest worden verlaagd.
Meer informatie: Hoge Raad, 24 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3012
Geef een reactie