Wie meent dat de Belastingdienst hem ten onrechte heeft aangemerkt als de houder van een verzwegen buitenlandse rekening, zal dit meteen moeten aanvoeren in de bezwaar- en beroepsprocedure. Zo’n misidentificatie is namelijk geen later bekend geworden feit dat herziening van een rechterlijke uitspraak rechtvaardigt. Dit is onlangs bevestigd door de Hoge Raad.
Een partij kan de bestuursrechter verzoeken om een onherroepelijk geworden uitspraak te herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
- hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
- bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en evenmin redelijkerwijs bekend konden zijn; en
- tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden als de bestuursrechten eerder bekend was geweest met deze feiten en omstandigheden.
In de zaak voor de Hoge Raad verzocht een man om herziening van een hofuitspraak, waarin zijn beroep tegen diverse navorderingsaanslagen inkomstenbelasting ongegrond was verklaard. De Belastingdienst had de man deze aanslagen opgelegd omdat hij een Luxemburgse bankrekening niet had opgegeven. De man stelde dat hij niet de houder van de desbetreffende rekening was. Dit argument had hij echter niet tijdens zijn eerdere beroep gebruikt omdat hij de slagingskans laag achtte. De Hoge Raad concludeerde dat de man best eerder een beroep op misidentificatie had kunnen doen. Dit argument vormde dan ook geen grond voor een herziening van de hofuitspraak.
Wet: artikel 8:119 Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 24 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:3028
Geef een reactie