Het gebeurt dat een ondernemer zich samen met zijn echtgenoot, met wie hij op huwelijkse voorwaarden is getrouwd, zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor een lening. Als daarbij een hypotheek op een pand van de echtgenoot wordt gevestigd, krijgt deze bij uitoefening van het hypotheekrecht een regresvordering op de partner. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de fiscus de regresvordering in deze situatie niet mag halveren.
De situatie was als volgt. Een man en een vrouw waren getrouwd op huwelijkse voorwaarden met een jaarlijks verrekeningbeding. Enkele jaren nadat hij een onderneming was gestart, sloot de man samen met zijn vrouw een lening af. Beiden waren hoofdelijk aansprakelijk. Ook brachten zij de woning van de vrouw onder hypotheek. De man gebruikte de lening om de huurachterstand van zijn meubelhandel te betalen. Toen hij failliet ging, eiste de bank dat de woning van de vrouw werd verkocht. Van de verkoopopbrengst werd € 109.287 gebruikt voor het aflossen van de lening. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden verkreeg de vrouw door dit alles een regresvordering op haar echtgenoot ter grootte van € 54.644. De Hoge Raad was het niet eens met deze halvering. De man had immers de hele opbrengst van de verkochte woning gebruikt voor zijn ondernemingsschulden. Zijn echtgenote had daarom ter grootte van het hele bedrag een regresvordering op hem verkregen. Volgens de Hoge Raad gold voor regresvorderingen zoals in dit geval hetzelfde als voor onzakelijke leningen. De Raad verwees de zaak door naar Hof Amsterdam met de opdracht onderzoek te doen naar eventuele onzakelijke motieven voor het handelen van de vrouw.
Wet: artikel 3.91, eerste lid, onderdeel a IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad, 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2781
Geef een reactie