De Hoge Raad heeft beslist dat een bv die twee datacenters exploiteerde, en één gewoon aandeel in zichzelf kocht, geen overdrachtsbelasting hoefde te betalen over die verkrijging. Er was in dat geval namelijk geen sprake van een onroerendezaaklichaam.
De bv in kwestie stelde datacenters ter beschikking aan diverse bedrijven. Deze bedrijven konden tegen een vergoeding de datavloeren van de bv gebruiken om daarop hun ICT-apparatuur te plaatsen. Verder leverde de bv leverde alle daarvoor benodigde diensten. Toen de bv een aandeel in zichzelf kocht, stelde de inspecteur dat de bv overdrachtsbelasting moest betalen. Volgens hem kwalificeerde het ingekochte aandeel als een fictieve onroerende zaak. Het hof was het daar niet mee eens. Volgens het hof vond de exploitatie van de datacenters plaats in het kader van het eigen bedrijfsproces van de bv, dat wordt gekenmerkt door het creëren en waarborgen van de condities waaronder ICT-apparatuur optimaal kon worden benut. Deze diensten waren overheersend in het geheel van prestaties dat de bv voor haar cliënten verrichtte en de terbeschikkingstelling van ruimten in de datacenters aan deze cliënten was daaraan ondergeschikt. Het hof oordeelde volgens de Hoge Raad terecht dat de feitelijke bedrijfsuitoefening van de bv waarin de datacenters werden gebezigd niet kwalificeerde als handel in en/of exploitatie van onroerende zaken. De datacenters waren daarom niet hoofdzakelijk dienstbaar aan het verkrijgen, vervreemden of exploiteren van onroerende zaken. Het feit dat de omvangrijke en kostbare technische voorzieningen die in de datacenters waren aangebracht als onroerend moesten worden beschouwd, maakte het oordeel niet anders. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond.
Wet: artikel 4, eerste lid, onderdeel a, Wet op Belastingen van Rechtsverkeer 1970
Meer informatie: Hoge Raad, 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2925
Geef een reactie