De fiscus mocht navorderen nadat een man strafrechtelijk was veroordeeld voor oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. Het strafrechtelijk onderzoek was een nieuw feit dat navordering rechtvaardigde.
Het ging in deze zaak bij Rechtbank Noord-Holland om een man die onder meer was veroordeeld voor oplichting. Hij had zichzelf voorgedaan als advocaat en liet geld overmaken naar ‘derdenrekeningen’ dat hij zelf vervolgens besteedde. Ook maakte hij zonder toestemming gebruik van creditcards en –nummers. Door een reseignement raakte de inspecteur op de hoogte van het strafrechtelijk onderzoek naar de man. Dit leverde een nieuw feit op, op basis waarvan de fiscus mocht navorderen, aldus de rechtbank. De kosten die de man zou hebben gemaakt kon hij niet aftrekken noch aannemelijk maken. De rechtbank oordeelde ook dat het feit dat er eind 2007 voldoende reden was om een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de man, te weinig zekerheid was om een voorziening te vormen voor de terugbetalingsverplichtingen. Pas na de balansdatum werd de man gedagvaard en werd een betaling gevorderd. Bovendien werd de man pas in 2009 veroordeeld. De rechter verminderde nog wel de boetes die waren opgelegd voor het opzettelijk onjuist aangifte doen. Dit gebeurde wegens de financiële omstandigheden van de man en niet vanwege een pleitbaar standpunt of overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: artikel 16 AWR
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 26 september 2014 (gepubliceerd op 7 oktober 2014), ECLI:NL:RBNHO:2014:8936
Geef een reactie