Als erfgenamen aandelen erven die een aanmerkelijk belang vormen, waarbij de erflater de aanmerkelijk belangclaim doorschuift, mogen zij de belastinglatentie niet zetten op 25% vanwege een later uitgekeerd dividend.
Een erfgenaam in een zaak voor Hof Den Bosch probeerde dit wel. Zijn vader was in maart 2006 overleden. De erflater had naast zijn zoon zijn echtgenote en dochter aangewezen als erfgenamen. Tot de nalatenschap behoorde een aandelenpakket, dat een aanmerkelijk belang vormde in een bv die zich feitelijk bezighield met het beleggen van vermogen. Later in 2006, na het overlijden van de man, keerde de bv een dividend uit van € 400.000. Hierover was 25% aanmerkelijk belangheffing verschuldigd. In 2007 vond ook een dividenduitkering plaats en de aandelen werden verkocht. De zoon wilde in de aangifte successierecht in verband met het dividend in 2006 en de gebeurtenissen in 2007 de latente belastingclaim stellen op 25%. Zowel de Belastingdienst als het hof wees de man erop dat dit niet mogelijk was. Bij het overlijden van de erflater was ervoor gekozen om niet af te rekenen over het aanmerkelijk belang. De inkomstenbelastingclaim voor de erfbelasting wordt dan gesteld op 6,25% van het verschil tussen de waarde en de verkrijgingsprijs van de aandelen. Het uitkeren van dividend is geen reden om een deel van de inkomstenbelastingschuld alsnog te stellen op 25%. Het hof merkte daarbij op dat de aangifte successierecht (de voorloper van de erfbelasting) was gedaan in 2008. Dus nadat de dividenduitkeringen en de aandelenverkoop zich hadden voorgedaan. De erfgenamen hadden toen kunnen besluiten alsnog fiscaal af te rekenen over de aanmerkelijkbelangclaim met betrekking tot de overgang krachtens erfrecht. Zij hadden dit nagelaten zodat de fiscus de latentie mocht stellen op 6,25%.
Wet: artikel 4.38 wet IB 2001 en artikel 20, vijfde lid, onderdeel c en zesde lid, onderdeel d SW 1956
Meer informatie: Hof Den Bosch, 12 september 2014 (gepubliceerd 8 oktober 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:4099
Geef een reactie