De staatssecretaris van Financiën heeft in een toelichting op een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden laten weten dat hij de verzwaarde boete bij ondeugdelijke rittenadministratie blijft handhaven.
Het gaat in deze zaak om een correctie privé gebruik auto, die is gebaseerd op een onvolledige en onnauwkeurige kilometeradministratie van de werknemer. De werkgever was op de hoogte van het feit dat de administratie voor een groot deel op stelposten was gebaseerd en dat de werkelijke kilometerstand regelmatig niet aansloot bij de stand in de administratie. Het Hof heeft de inspecteur gevolgd in diens mening dat sprake is van grove schuld van de werkgever.
Zie ‘Ondeugdelijke rittenadministratie door stelposten’ voor meer informatie over de zaak.
Boete bij grove schuld privé gebruik auto
In het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht (BBBB) geldt als uitgangspunt voor grove schuld dat de inspecteur een boete oplegt van 25%. In paragraaf 28 wordt voor correcties met betrekking tot privé gebruik auto een uitzondering op dat uitgangspunt gemaakt. De boete bij grove schuld moet 40% zijn en wanneer sprake is van een onjuiste of onvolledige kilometeradministratie wordt de boete op 100% gesteld. Zowel Rechtbank als Hof zijn van mening dat deze hogere boetes met betrekking tot privé gebruik auto geen goed middel zijn om tot een afgewogen straftoemeting te komen. Het Hof oordeelt zelf dat een boete van 25% in dit geval passend en geboden is.
Reactie staatssecretaris
Ik wijs er echter op dat bij onjuiste en onvolledige kilometeradministraties vaak sprake kan zijn van manipulatie, een bepaalde vorm van listigheid dan wel valsheid in geschrifte. Om die reden ben ik van mening dat de boetes voor dergelijke vergrijpen in beginsel hoger kunnen en mogen zijn dan boetes voor andere correcties. Het is een ernstige zaak als de inspecteur door de onjuistheid of onvolledigheid van een overgelegde kilometeradministratie wordt misleid, en daardoor ten onrechte accepteert dat geen sprake is van (belastbaar) privégebruik. Ik acht dit zeer verwijtbaar en daarom houd ik dan ook vast aan de paragrafen 28.6 en 28.7 van het BBBB.
Uitgaande van die hogere boetes dient de inspecteur echter wel steeds te beoordelen of de feiten in de betreffende zaak voldoende ernstig zijn om ook in die zaak een dergelijke hogere boete op te leggen. Uitgangspunt moet blijven dat de boete gezien de feitelijke situatie passend en geboden is. Deze in de paragrafen 6 en 7 van het BBBB opgenomen toets heeft de inspecteur in casu echter niet toegepast. In dat licht bezien kan ik mij, gelet op de feitelijke situatie in deze zaak, in de beslissing van het Hof vinden. De staatssecretaris zal dan ook niet in cassatie gaan.
Meer informatie: Geen cassatie. Boete bij ondeugdelijke rittenregistratie 25%
Geef een reactie