De belastingplichtige die een informatiebeschikking krijgt van de fiscus kan niet worden gered met een beroep op het verbod op gedwongen zelfincriminatie.
De informatiebeschikking waarbij de inspecteur vaststelt dat een belastingplichtige niet of niet volledig heeft voldaan aan zijn informatieverplichting, vormt geen maatregel waarmee de verstrekking van die informatie wordt afgedwongen. Er is geen schending van het verbod op gedwongen zelfincriminatie. Volgens de Hoge Raad leidt de mogelijkheid dat de informatiebeschikking, indien zij onherroepelijk wordt, gepaard gaat met omkering en verzwaring van de bewijslast, niet tot een ander oordeel. Daarin onderscheidt de informatiebeschikking zich van dwangsommen, zoals die in het arrest van 12 juli 2013. De Hoge Raad vindt het niet nodig dat de inspecteur bij zijn informatiebeschikking een restrictie formuleert met betrekking tot het gebruik van wilsafhankelijke informatie voor sanctiedoeleinden. Dat neemt echter niet weg dat een dergelijke restrictie voortvloeit uit het EVRM. Als het gevraagde materiaal in handen zou komen van de inspecteur en mede zou worden gebruikt voor doeleinden van fiscale beboeting of strafvervolging geldt het volgende. Het is dan aan de rechter die over de beboeting of bestraffing beslist om te oordelen in hoeverre het gaat om wilsafhankelijk materiaal en welke gevolgen moeten worden verbonden aan schending van deze restrictie. Nu de informatiebeschikking niet in strijd was met het verbod op gedwongen zelfincriminatie, moest de belanghebbende in kwestie de door de inspecteur opgevraagde informatie alsnog verstrekken.
Wet: artikel 47, artikel 49, 52a AWR en artikel 6 EVRM
Meer informatie: Hoge Raad, 8 augustus 2014, ECLI:NL:HR:2014:2144 13/00933
Geef een reactie