Een bewindvoerder heeft goedkeuring van de kantonrechter nodig bij vermogenshandelingen. De kantonrechter blokkeert meestal oplossingen voor (te) hoge eigen bijdragen in de AWBZ. Zo ook het plan van een bewindvoerder om het vermogen naar een op te richten bv te verplaatsen.
Het vermogen van een vrouw was vanwege haar geestelijke toestand onder bewind geplaatst. Omdat het ging om redelijk wat spaargeld moest zij een hoge AWBZ-bijdrage betalen, waardoor haar vermogen afnam. Om dit tegen te gaan wilde haar bewindvoerder het vermogen verplaatsen naar een op te richten bv. De kantonrechter en later ook Hof Den Bosch staken hier echter een stokje voor, omdat het vermogen zo aan zijn toezicht van de kantonrechter zou worden onttrokken. Het vermogen zou immers verplaatst worden naar een afzonderlijke juridische entiteit. En vanaf dat moment zou het spaargeld worden beheerd door de bestuurder van de bv, namelijk de bewindvoerder. Weliswaar was in de statuten vastgelegd dat deze bestuurder één keer per jaar tegenover de kantonrechter rekening en verantwoording moest afleggen. Maar er ontbrak een wettelijke sanctie op schending van deze bepaling, zo gaf het hof aan. Bovendien was er geen wettelijke grondslag voor het goed- of afkeuren van beheershandelingen door de kantonrechter. Evenmin kon de kantonrechter aanwijzingen geven aan de directie (lees bewindvoerder) over het te voeren beheer over het vermogen van de bv. Al met al zou de kantonrechter te weinig toezicht hebben op het vermogen van de bv zodat de bewindvoerder vrij was hierover te beschikken en beheershandelingen te verrichten. Dat was niet de bedoeling.
Meer informatie: Gerechtshof Den Bosch, 21 augustus 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2899
Geef een reactie