Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat het maken van afspraken met de curator in een faillissement van een debiteur kan leiden tot een schuldvernieuwing. Dit is een vorm van betaling, zodat men geen btw kan terugvragen vanwege het niet ontvangen van de gefactureerde vergoeding.
In de zaak voor de rechtbank had de exploitant van een loonconfectiebedrijf een handelsvordering op een bv inclusief gefactureerde btw. Deze bv belandde in een faillissement. De confectie-exploitant sloot diezelfde maand een overeenkomst met de curator in dit faillissement. De exploitant nam de orderportefeuille van de bv over. Zowel de Belastingdienst als de rechtbank meende dat hier een verband bestond tussen de openstaande factuur, de vordering op de bv en het overnemen van de orderportefeuille. De exploitant hoefde namelijk maar € 350.000 te betalen voor de portefeuille, waarvan de verkoopwaarde maximaal € 2,5 miljoen was. Wel zou hij afstand doen van het recht om enige vordering in het faillissement van de bv in te dienen. Het verschil tussen verkoopwaarde en verkoopprijs was ongeveer gelijk aan het bedrag aan te maken aanvullende kosten en de vordering van de exploitant op de bv. Het feit dat de exploitant de koopsom betaalde en niet verrekende met zijn vordering, ondersteunde deze uitleg. De rechtbank oordeelde dat hier sprake was van schuldvernieuwing, omdat de exploitant afstand had gedaan van oude vorderingsrechten in ruil voor nieuwe. Dat telt als een betaling. De confectie-exploitant kon daarom de afgedragen btw niet terugvorderen met het argument dat zijn debiteur niet had betaald.
Wet: artikel 29, eerste lid OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 16 september 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:5822
Geef een reactie