Als een tussenpersoon prijskortingen verleent aan een afnemer en hij bekostigt zelf deze kortingen met een deel van de provisies die hij ontvangt voor zijn bemiddeling, dan leidt deze prijsvermindering niet tot een verlaging van de maatstaf van btw-heffing.
Dit was de reactie van het Europese Hof op prejudiciële vragen van de Duitse belastingrechter over de toepassing van de beginselen in het Elida Gibbs-arrest (C-317/94). De Duitse belastingrechter wilde namelijk weten of een reisbureau dat als tussenpersoon handelde tussen touroperators en reizigers, de kortingen die zij verleende aan de reizigers in mindering kon brengen op de heffingsmaatstaf voor de btw. Het Europese Hof oordeelde dat de beginselen in het Elida Gibbs-arrest niet van toepassing waren. In het Elida Gibbs-arrest ging het om een fabrikant die de maatstaf van heffing mocht verlagen wanneer hij een prijskorting voor de eindverbruiker na de verkoop van zijn producten aan andere ondernemers in de distributieketen voor eigen rekening nam. Die fabrikant had geen rechtstreekse contractuele relatie met de eindverbruiker, maar was de eerste schakel in een keten van handelingen die bij de eindverbruiker eindigde. Anders dan in het Elida Gibbs-arrest waren de touroperators in de Duitse zaak niet de eerste schakel in een keten van handelingen. Zij verstrekten hun diensten rechtstreeks aan de eindverbruiker en het reisbureau trad slechts op als tussenpersoon bij die ene handeling. De dienst dat het reisbureau verstrekte (bemiddeling) verschilde bovendien volledig van de door de touroperator verstrekte dienst. Het reisbureau bekostigde bovendien zelf de kortingen met een deel van de provisies die zij ontving van de touroperators. De touroperator verleende geen korting. Het reisbureau betaalde de touroperators altijd de volledige prijs van de reis.
Wet: artikel 11, A, lid 1, sub a, van de Zesde richtlijn
Meer informatie: Hof van Justitie van de Europese Unie 16 januari 2014, C‑300/12
Geef een reactie