Het verlies uit een geldlening aan een failliete werkgever is alleen aftrekbaar als negatief loon, als er een direct verband bestaat tussen het verstrekken van de lening en de dienstbetrekking. Van een dergelijk casual verband is geen sprake als de geldlening strekt tot het behoud van de dienstbetrekking.
Een werknemer die een geldlening verstrekt aan zijn werkgever kan onder omstandigheden het verlies op de vordering bij het faillissement van de werkgever aftrekken als negatief loon. Volgens Hof Arnhem kon een werknemer van de € 35.000 die hij aan zijn werkgever had geleend € 31.000 opgeven als negatief loon. De achterstallige rente mocht hij niet aftrekken. De werkgever was namelijk drie jaar na het verstrekken van het geldbedrag failliet verklaard. Het hof vond dat de werknemer door dit verlies was verarmd zonder dat sprake was van kosten voor de verwerving, inning en behoud van loon (niet-aftrekbare beroepskosten). Zie het bericht ‘Verlies op lening aan werkgever is negatief loon’. De Hoge Raad kwam tot een andere conclusie. De Hoge Raad besliste dat de werknemer de geldlening alleen had verstrekt omdat hij vreesde anders zijn baan te verliezen. Het aangaan van de lening strekte dus tot behoud van de dienstbetrekking. De vordering die de werknemer verkreeg op de werkgever, had daarna door het faillissement van de werkgever dan ook haar waarde verloren. Het oordeel luidde dan ook dat de werknemer die waardevermindering niet als negatief loon op het inkomen in mindering mocht brengen.
Wet: artikel 3.81 Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 10, eerste lid LB 1964
Meer informatie: Hoge Raad, 10 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:3, 12/04723
Geef een reactie