Dat een advocaat en zijn partner een gezamenlijke huishouding voeren, hoeft op zichzelf niet in de weg te staan aan toekenning van een proceskostenvergoeding voor de advocaat die als beroepsmatig gemachtigde in een procedure voor zijn partner optreedt. Dan is wel vereist dat hij op zakelijke basis namens zijn partner optreedt en kan bewijzen dat hij in dit kader kosten in rekening had gebracht die drukten op zijn partner.
Dit oordeelde het hof in een zaak waarin een man een vergoeding van de kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand eiste. De man was advocaat en samen met zijn (geregistreerd) partner bestuurder van zijn eigen advocatenpraktijk. Als advocaat diende de man namens zichzelf en zijn partner een bezwaarschrift in tegen WOZ-beschikkingen en de aanslagen OZB 2012 voor een woonwerkeenheid. De heffingsambtenaar verklaarde zijn bezwaar ongegrond en stond een vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten niet toe. De rechtbank verklaarde het tegen de uitspraken op bezwaar ingestelde beroep wel gegrond. Het verzoek om in bezwaar en beroep gemaakte (proces)kosten wees de rechter echter af. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden was dit terecht. Er is geen sprake van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in een geval waarin de belastingplichtige zelf optreedt in zijn zaak, ook al gebeurt dit namens een rechtspersoon. Omdat de advocaat mede-eigenaar en mede-gebruiker van de onroerende zaak was, waren de verrichte proceshandelingen door hemzelf (als belanghebbende) verricht. Daarmee in verband houdende kosten kwamen niet voor vergoeding in aanmerking. Om een vergoeding van proceskosten te kunnen krijgen voor de werkzaamheden als beroepsmatig gemachtigde voor zijn partner, zou hij op zakelijke basis namens zijn partner moeten zijn opgetreden. Ter zitting verklaren dat hij ‘dan wel een nota naar zijn partner zal sturen’ overtuigde het Hof er niet van dat hij op zakelijke basis handelde. Een proceskostenvergoeding was terecht afgewezen.
Wet: artikel 1, letter a van het Besluit proceskosten bestuursrecht
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 7 januari 2014 (gepubliceerd op 17 januari 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:9
Geef een reactie