Bij de waardering van een perceel moet rekening worden gehouden met beperkingen die daarop rusten. Als een onjuist uitgangspunt een wezenlijke invloed had op de waardering, is een taxatierapport niet bruikbaar als bewijs van de waarde van het perceel.
Dit oordeelde de rechtbank in een beroep dat een exploitant van een tennispark instelde. In 2000 kocht de man van de gemeente een perceel grond dat was gelegen naast het tennispark. Dit perceel rekende hij tot zijn privévermogen, het tennispark tot zijn ondernemingsvermogen. In de akte van levering was een kettingbeding opgenomen waarin werd bepaald dat de exploitant het perceel alleen mocht verkopen tezamen met het tennispark. In 2007 verkocht de man het perceel en tennispark aan de gemeente voor € 1.000.000. Zijn taxateur stelde de waarde van het perceel op € 450.000. De inspecteur stelde de waarde echter lager vast en corrigeerde zijn winst uit onderneming met €245.000. De rechter achtte het taxatierapport van de exploitant niet bruikbaar als bewijs van de waarde van het perceel. Bij de waardering was de taxateur er ten onrechte vanuit gegaan dat het perceel afzonderlijk van het tennispark en zonder enige beperking als bouwgrond voor een woning aan een derde kon worden verkocht. Dit was niet juist gezien het kettingbeding. De taxateur van de inspecteur zou had wel de juiste maatstaf gehanteerd, namelijk de uitgifteprijs voor bedrijfswoningen. De waardering van het perceel op € 205.000 en correctie van de aanslag door de inspecteur was daarom terecht.
Meer informatie: Rechtbank Zeeland – West-Brabant, 7 maart 2013 (gepubliceerd op 24 januari 2014), ECLI:NL:RBZWB:2013:1690
Geef een reactie