Een pensioenfonds dat de bij haar ondergebrachte pensioenregelingen moest overdragen aan een ander pensioenfonds, ontving een rekening voor ‘transitiekosten’. Het btw-vrijgestelde pensioenfonds kon niet aannemelijk maken dat ze voor dit bedrag btw-belaste juridische diensten had verricht. De btw was daarom niet aftrekbaar, oordeelde Rechtbank Gelderland.
Het ging om een (btw-vrijgesteld) ondernemingspensioenfonds waarin de collectieve pensioenregelingen van een concern waren ondergebracht. Nadat het fonds in de situatie van onderdekking was gekomen, werd afgesproken dat alle regelingen op 1 januari 2102 werden overgedragen aan een bedrijfstakpensioenfonds. De inspecteur merkte dit aan als een onbelaste overgang van een algemeenheid van goederen. Eind 2012 ontving het pensioenfonds een rekening voor transitiekosten. De btw die daarin was begrepen bracht het pensioenfonds niet in aftrek. Maar in bezwaar tegen de conform aangifte opgelegde naheffingsaanslag verzocht ze alsnog om de teruggaaf van de btw over de transitiekosten te verrekenen met de naheffingsaanslag. Rechtbank Gelderland besliste dat het pensioenfonds niet voldoende had onderbouwd dat de factuur was verstuurd voor juridische diensten en adviesdiensten aan het concern. Er waren geen belaste diensten verricht en de btw kon dan ook niet aftrek komen. Verder kon een beroep van het pensioenfonds op het zogenoemde PPG Holdingsarrest haar ook niet helpen. Anders dan in die zaak lag hier niet het aftrekrecht van de vennootschap voor wiens werknemers de pensioenregeling werd uitgevoerd (het concern) voor, maar dat van de stichting waarbij de collectieve pensioenregeling was ondergebracht (het pensioenfonds). Geen btw-aftrek dus.
Wet: artikel 11, lid 1, onder k en 37d Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 9 januari 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:44
Geef een reactie