Voor een jetskidealer die geen administratie bijhield en aangifte van de winst deed, gold omkering en verzwaring van de bewijslast. Vage dan wel tegenstrijdige verklaringen van getuigen zetten dan geen zoden aan de dijk.
Zo bleek in een zaak die een handelaar van watervoertuigen aanspande tegen de fiscus. Uit een boekenonderzoek in 2005 bleek dat door tussenkomst van de handelaar in het jaar 2000 meer dan 100 jetski’s tegen contante betaling aan particulieren waren verkocht. Over de periode tot 1 februari 2002 had hij geen administratie gevoerd of stukken bewaard. Ter zake van de verkoop van de waterscooters en toebehoren in 2000 was de man naar zijn eigen mening geen ondernemer en genoot hij geen winst uit onderneming in de zin van de Wet IB 1964. Hof ‘s-Hertogenbosch kwam tot de conclusie dat de man zelf grote aantallen waterscooters verkocht, ze gebruiksklaar maakte, de fabrieksgarantie regelde en ze afleverde aan de klanten. De werkzaamheden van de handelaar waren daarom aan te merken als het met een organisatie van kapitaal en arbeid deelnemen aan het economische verkeer met het oogmerk winst te behalen. De man had de facto als dealer gefunctioneerd in jaren 2000 en 2001. Dat het dealerschap pas officieel werd bij inschrijving in de kamer van koophandel in februari 2002, maakt dit niet anders. Volgens het hof had de inspecteur terecht en op redelijke wijze de winst van de activiteiten berekend voor de inkomsten- en omzetbelasting.
Wet: artikel 6 en 7 Wet IB1964, artikel 52 AWR
Meer informatie: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch, 12 december 2013 (gepubliceerd op 31 december 2013), ECLI:NL:GHSHE:2013:6022
Geef een reactie