Een verslaggever die werkte voor dagbladen die onder één uitgeverij vielen en geen soortgelijke opdrachten voor anderen mocht uitvoeren, had volgens het Hof één opdrachtgever. Om aangemerkt te worden als ondernemer was dat niet voldoende.
In deze zaak ging het om een sportverslaggever sinds 1984 voor verschillende dagbladen, sporttijdschriften en huis-aan-huisbladen werkte. In 2012 hield hij zich naast zijn journalistieke werkzaamheden bezig met de verzorging van zijn zieke moeder. In 2012 ontving hij voor zijn journalistieke werkzaamheden van de Belastingdienst een VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden). Hij vond zelf echter dat het een VAR-wuo (winst uit onderneming) had moeten krijgen, omdat hij ondernemer was op het gebied van de zorgverlening en de journalistiek. Het hof was het met de inspecteur eens dat hier alleen de VAR-row voor de werkzaamheden als sportverslaggever in geschil was. De zorgactiviteiten van de man verschilden te zeer van aard met de werkzaamheden als sportverslaggever. Deze konden daarom geen rol spelen bij de vraag of terecht een VAR-row voor sportverslaggeving was afgegeven. Voor de beoordeling van zijn ondernemerschap als journalist oordeelde het hof over het aantal opdrachtgevers en zijn zelfstandig functioneren. Het bleek dat de sportverslaggever werkte voor twee uitgeversmaatschappijen die vielen onder één uitgeverij. Op basis van zijn contract mocht hij geen opdrachten voor derden uitvoeren op het gebied van de sportverslaggeving. Volgens het hof werkte hij daarom voor één opdrachtgever, terwijl voor ondernemerschap meerdere opdrachtgevers vereist waren. Gezien de sturing en aanwijzingen die hij kreeg van de redactiechef van de uitgever, functioneerde hij niet zelfstandig. De man was terecht niet aangemerkt als ondernemer voor zijn werkzaamheden op het gebied van sportverslaggeving.
Meer informatie: Hof ’s-Hertogenbosch, 20 februari 2014 (gepubliceerd op 17 maart 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:460
Geef een reactie