Bij toekenning van een immateriële schadevergoeding aan een erfgenaam voor een voortgezette procedure, speelt de overschrijding van de redelijke termijn in de periode vóór overlijden ook een rol. Voorwaarde is dat ook bij de erfgenaam spanningen en frustraties waren door de termijnoverschrijdingen.
In deze zaak zette een erfgenaam de procedure voort van een dame die was overleden gedurende de beroepsprocedure. Vanwege de duur van de behandeling van het geschil eiste de erfgenaam een vergoeding van immateriële schade van de fiscus. In mei 2013 oordeelde Rechtbank Den Haag dat hij recht had op een schadevergoeding van € 500. De erfgenaam ging hiertegen in beroep omdat naar zijn mening ten onrechte geen rekening was gehouden met de periode vóór het overlijden van erflaatster. En met succes, want het hof volgde zijn standpunt. Bij de toekenning van de schadevergoeding moest ook rekening worden gehouden met overschrijding van de termijn in de periode dat de erflater de procedure voerde. Volgens het hof moest dan wel sprake zijn geweest van spanning en frustratie bij de erfgenaam als gevolg van de termijnoverschrijdingen. Als de mantelzorger en wettelijk vertegenwoordiger van de erflaatster voerde de erflater de procedures altijd al namens haar. Hierdoor ondervond hij ook voor haar overlijden al ernstige hinder van de lange duur van de procedures. Het hof stelde het bedrag van de schadevergoeding daarom op € 4.500.
Wet: artikel 8:73 Awb (tekst voor juli 2013) en artikel 6:106 BW
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 1 juli 2014 (gepubliceerd op 15 juli 2014), ECLI:GHDHA:2014:2305
Geef een reactie