Als een grensarbeider en zijn werkgever geen vergoeding voor extraterritoriale kosten overeenkomen voor het niet-Nederlandse deel van het loon, moet de algemene compensatie worden berekend zonder toepassing van de 30%-regeling.
De grensarbeider in deze zaak woonde in 2009 in Nederland en werkte voor zijn Belgische werkgever zowel in Nederland als in België. Wel beschikte de werkgever over een vaste inrichting in Nederland. De grensarbeider had op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en België recht op de algemene compensatieregeling. Daarnaast mocht de werkgever de 30%-regeling toepassen op het loon van deze grensarbeider. Er was voor de in België te werken dagen echter geen vergoeding van extraterritoriale kosten overeengekomen. De vraag was of voor de berekening van de algemene compensatie het Belgische loon bepaald moest worden met toepassing van de 30%-regeling. De rechter oordeelde dat op basis van de fictie dat het Belgische loon geheel uit Nederland afkomstig zou zijn, een administratieve splitsing van dat loon in een deel loon en een deel onbelaste vergoeding niet mogelijk was. De fictie gaat namelijk niet zover dat ook fictief moet worden uitgegaan van de toepassing van de 30%-regeling op een gedeelte van het loon ten aanzien waarvan feitelijk geen vergoeding voor extraterritoriale kosten was overeengekomen (het Belgische loon). Het feit dat de vergoeding wel was overeengekomen en ontvangen voor de in Nederland te werken dagen deed er niet toe. Ook de omstandigheid dat, indien geen sprake zou zijn geweest van Belgisch loon maar van Nederlands loon er mogelijk wel een kostenvergoeding zou zijn overeengekomen, leidde niet tot een ander oordeel. Voor de berekening van de algemene compensatie moest dus worden uitgegaan van het Belgische loon zonder toepassing van de 30%-regeling.
Wet: artikel 27 Belastingverdrag Nederland-België
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26 juni 2014 (gepubliceerd op 30 juli 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:4629
Geef een reactie