Als een beroepsprocedure uitsluitend wordt gehouden omdat de belanghebbende weigert relevante stukken te overdragen, kan de belastingrechter ook bij een gegrond beroep besluiten geen proceskostenvergoeding toe te kennen. Deze uitzondering geldt niet als de belanghebbende een procesbelang heeft bij zijn weigering.
Dit was ook het geval in een zaak voor Hof Amsterdam. Een man was in hoger beroep gegaan tegen een aanslag inkomstenbelasting die afweek van zijn aangifte. De inspecteur had namelijk een correctie toegepast in verband met verzwegen Luxemburgse bankrekeningen. De man was pas tijdens het hoger beroep bereid om de stukken over deze rekeningen te overleggen. Vervolgens paste de fiscus een ambtshalve vermindering toe op de aanslag, waarop de man zijn beroep introk. Omdat deze situatie telde als het gedeeltelijk in het gelijk stellen van de man, eiste hij een proceskostenvergoeding. De Belastingdienst stelde dat hier een uitzondering gold omdat het proces van het hoger beroep alleen te wijten was aan de houding van de man. Maar het hof vond de processuele opstelling van de man redelijk. Hij had op het moment dat hij in hoger beroep ging namelijk nog een belang in andere procedures over hetzelfde onderwerp. Deze procedures betroffen navorderingsaanslagen en boetes over eerdere jaren. Daardoor was het te begrijpen dat de man had gewacht met het overleggen van de stukken totdat de Hoge Raad uitspraak had gedaan in die andere zaken. Het hof concludeerde dat de uitzondering niet van toepassing was zodat de man recht had op een proceskostenvergoeding.
Wet: artikel 8:75a Awb
Meer informatie: Hof Amsterdam, 5 juni 2014 (gepubliceerd 2 juli 2014), ECLI:NL:GHAMS:2014:2456
Geef een reactie