Als in het jaar van overlijden het inkomen hoog is door bijvoorbeeld een gouden handdruk, mag dat jaar onder voorwaarden toch betrokken worden in een middelingstijdvak. Normaal gesproken mag zo’n deeljaar niet meedoen bij de middeling, maar dat vond de staatssecretaris ongewenst.
Het middelingstijdvak bestaat uit drie aaneengesloten gehele kalenderjaren waarin de belastingplichtige binnenlands belastingplichtige is geweest. Als een belastingplichtige als gevolg van overlijden niet het gehele kalenderjaar als belastingplichtige wordt aangemerkt, kan dat deeljaar geen onderdeel zijn van een middelingstijdvak. In de praktijk doet het zich voor dat een belastingplichtige door overlijden niet het gehele jaar belastingplichtig is terwijl zijn inkomen in dat deeljaar juist hoger is dan de inkomens in de aan dat deeljaar voorafgaande kalenderjaren. Bijvoorbeeld door een gouden handdruk of de ontvangst van een uitkering die ziet op meerdere jaren, maar in één keer wordt uitbetaald. Zo’n deeljaar kan dan niet in een middelingstijdvak worden betrokken, ondanks het feit dat middeling juist voor zulke situaties is bedoeld. Omdat de staatssecretaris dit ongewenst vindt, keurt hij goed dat voor de toepassing van middeling als geheel kalenderjaar mag worden aangemerkt, het kalenderjaar waarin slechts een deel van dat jaar binnenlandse belastingplicht bestond. Aan de goedkeuring verbindt hij de volgende voorwaarden.
- Het belastbare inkomen uit werk en woning dat in het deeljaar is genoten, is hoger dan de belastbare inkomens uit werk en woning van beide andere kalenderjaren die deel uitmaken van het middelingstijdvak.
- De binnenlandse belastingplicht is geëindigd als gevolg van het overlijden van de belastingplichtige.
- De oorzaak van het hogere belastbare inkomen uit werk en woning in het deeljaar, is niet gelegen in het overlijden van de belastingplichtige (bijvoorbeeld nabetaling van postuum loon of stakingswinst). Voor zover dit wel het geval is, kan dat deel van het belastbaar inkomen niet worden meegenomen in de middeling.
- De nabestaande van de belastingplichtige, moet de inspecteur daarom verzoeken.
- De overige voorwaarden van artikel 3.154 van de Wet IB 2001 blijven van toepassing.
Wet: artikel 3.154 Wet IB 2001
Meer informatie: ministerie van Financiën, besluit van 23 Juni 2014, nr. BLKB/2013/2058M
Geef een reactie