Verricht een echtgenote als praktijkondersteuner hoofdzakelijk ondersteunende werkzaamheden, dan is de kwalificatie van het samenwerkingsverband met haar echtgenoot/de huisarts als ‘ongebruikelijk’ te verwachten. Dat zij na pensionering van haar echtgenoot de praktijk zou voortzetten met een andere huisarts was volgens het hof niet aannemelijk en leidde niet tot een andere conclusie.
Deze zaak werd aangespannen door een echtgenote van een huisarts. Sinds 2004 dreven zij samen een huisartsenpraktijk in de vorm van een maatschap. De echtgenote had hierbij een winstaandeel van 30% en de rest was voor de huisarts. De echtgenote verrichte diverse werkzaamheden die in de loop van de tijd wijzigden, bijvoorbeeld als doktersassistente en praktijkondersteuner. Zij claimde toepassing van de ondernemersfaciliteiten, wat de inspecteur weigerde. Om vast te kunnen stellen welke werkzaamheden van de echtgenote als hoofdactiviteit konden worden aangemerkt, stelde het hof eerst vast wat de hoofdactiviteiten van de onderneming waren:
-
Voor een huisartsenpraktijk vormen de werkzaamheden van de huisarts onmiskenbaar de hoofdactiviteiten.
-
Werkzaamheden van een praktijkondersteuner die separaat gedeclareerd kunnen worden of bij zijn afwezigheid alleen door de huisarts zelf kunnen worden verricht, zijn ook hoofdactiviteiten.
-
Werkzaamheden van een doktersassistente zijn in de regel niet of in heel beperkte mate als hoofdwerkzaamheid aan te merken.
Met betrekking tot de activiteitentoets kon de echtgenote niet bewijzen dat zij werkzaamheden verrichtte die als hoofdactiviteit aangemerkt konden worden. Achteraf opgemaakte urenstaten en verklaringen hielpen haar niet. Als hoofdzakelijk werkzaamheden van ondersteunende aard worden verricht, wordt een samenwerkingsverband meestal ook als ongebruikelijk gekwalificeerd. Het argument dat de echtgenote na pensionering van haar man het voornemen had de praktijk voort te zetten met een andere huisarts, was niet voldoende om tot een andere conclusie te komen. Het hof vond het niet aannemelijk dat een willekeurige derde huisarts in dat jaar een samenwerkingsverband met haar zou zijn aangegaan.
Meer informatie: Hof ’s-Hertogenbosch, 26 juni 2014 (gepubliceerd 7 juli 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:1953
Geef een reactie