Het gebeurt niet zo vaak dat een belanghebbende met succes weet te wraken of erin slaagt te bewijzen dat zijn wraking had moeten worden gehonoreerd. Maar in een recente zaak kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat sprake was van een gerechtvaardigde vrees dat een rechter vooringenomen was.
Voor de Hoge Raad stelde een ondernemer dat twee rechters in de voorafgaande zaak voor Hof Den Bosch niet objectief waren. De Hoge Raad wees erop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden geacht onpartijdig te zijn. Dit is slechts anders als uitzonderlijke omstandigheden zwaarwegende aanwijzingen opleveren dat de rechter vooringenomen is ten aanzien van de belanghebbende. De Hoge Raad constateerde dat ten aanzien van één rechter dit inderdaad het geval was. De zaak van de belanghebbende had namelijk betrekking op een zogeheten oogst-op-stamconstructie. Eén van de rechters was lid geweest van de Coördinatiegroep Constructiebestrijding van de Belastingdienst (CCB) voordat hij rechter was geworden. De gemachtigde van de fiscus in de zaak voor Hof Den Bosch was ook lid van de CCB in de tijd dat de rechter daar werkte. De Hoge Raad kon zich dan ook goed voorstellen dat de ondernemer de rechter en de gemachtigde van de fiscus zag als elkaars oud-collega. De rechter had nog gesteld dat de bestrijding van oogst-op-stamconstructies geen project van de CCB was en dat hij daarbij dan ook niet was betrokken. Maar de Hoge Raad wees erop dat de oogst-op-stamconstructies in ieder geval gecoördineerd werden bestreden. De ondernemer kon al met al de gerechtvaardigde vrees hebben dat de rechter vooringenomen was. De Hoge Raad vernietigde daarom de hofuitspraak en verwees de zaak door naar Hof Amsterdam om de zaak in zijn geheel opnieuw te onderzoeken.
Wet: artikelen 8:15 en 8:18, vijfde lid Awb
Meer informatie: Hoge Raad, 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3041
Geef een reactie