Voor opstallen die niet zowel kenmerken van voorraad als bedrijfsmiddel hadden, kon geen last worden genomen voor een afschrijving passend bij een bedrijfsmiddel. Er was ten aanzien van de waardering van de voorraad op de balans geen sprake van een ‘fout’ in de zin van de foutenleer.
In deze zaak ging het om een bv die zich bezighield met projectontwikkeling. In 2001 behoorde een boerderij met bijbehorende opstellen, ondergrond, erf, tuin en landerijen tot de onderneming. Deze was in 2000 aangekocht met de bedoeling dit te ontwikkelen als bedrijfsterrein. In de tweede helft van dit jaar werden de opstallen gesloopt. Volgens de bv diende de boerderij met opstallen als voorraad aangemerkt te worden. Als gevolg van de sloop zou de voorraad een waardevermindering van € 481.007 hebben ondergaan. Omdat de afwaardering van de voorraad in 2001 ten onrechte achterwege bleef, nam de bv de last in 2008 alsnog op met toepassing van de foutenleer. Volgens hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur dit terecht geweigerd. De bv had niet aannemelijk gemaakt dat de waarde van de voorraad bedrijfsterreinen op 31 december 2001, lager zou zijn dan het bedrag waarvoor die voorraad in december 2000 was verkregen. Ook was niet aannemelijk dat de intentie bestond de boerderij met opstallen te verhuren en als bedrijfsmiddel aan te wenden. De boerderij heeft daarom niet tegelijkertijd kenmerken van voorraad en bedrijfsmiddel gehad. Het nemen van een last als afschrijving voor een bedrijfsmiddel is daarom niet aan de orde. Omdat de voorraad van de bv op haar balans per eind 2001 niet onjuist gewaardeerd was, was in het jaar 2008 geen sprake van een te herstellen ‘fout’ in de zin van de foutenleer. De bv ging nog in cassatie, maar de Hoge Raad verklaarde zijn beroep zonder nadere motivering ongegrond.
Wet: artikel 20b Wet Vpb
Meer informatie: Hoge Raad, 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3129
Geef een reactie