De fiscus kan het niet doen van een aangifte schenkbelasting door de schenker niet toerekenen aan de begiftigde. Het aanslagbiljet is immers aan de schenker uitgereikt. In dat geval kan niet worden gezegd dat de begiftigde niet de vereiste aangifte heeft gedaan, en dus is omkering van de bewijslast niet mogelijk.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft dit geoordeeld in een zaak waarbij de partijen het niet eens konden worden over de vraag of sprake was van een schenking. Belanghebbende kocht in 2010 een Porsche, type 911 Carrera 4S cabrio voor € 225.326. Hij voldeed de koopprijs middels de inruil van een Porsche, type 911 Turbo tegen een waarde van € 85.000 en een contante bijbetaling. Deze Porsche was op 10 juli 2008 voor € 127.500 aangeschaft door zijn schoonzus. Belanghebbende werd op diezelfde dag geregistreerd als houder van die Porsche. Volgens de inspecteur had de schoonzus € 127.500 geschonken aan haar schoonbroer. Hij nodigde haar daarom uit om aangifte voor het recht van schenking te doen. Maar zij deed geen aangifte. De inspecteur besloot daarom een ambtshalve aanslag op te leggen aan de schoonbroer. Ook stelde hij dat de bewijslast moest worden omgekeerd en verzwaard, omdat de vereiste aangifte niet was gedaan.
Geen omkering bewijslast
De rechtbank oordeelde dat de omkering en verzwaring van de bewijslast bij het niet doen van de aangifte door de schenker, niet aan de begiftigde kon worden tegengeworpen. Wel was de rechtbank met de inspecteur eens dat sprake was van een schenking, omdat de man bij de aanschaf van de eerste Porsche, type 911 Turbo terstond over die auto beschikte. Dit bleek onder meer uit het feit dat de schoonzus geen gebruik kon maken van de auto, omdat zij niet in het bezit was van een rijbewijs. Verder was niet gesteld of gebleken dat de man het bedrag van € 85.000 aan zijn schoonzus had (terug)betaald of dat zij dit had teruggeëist. De rechtbank concludeerde daarom dat de schoonzus in 2008 haar schoonbroer ten koste van haar vermogen had verrijkt en dat zij zich hiervan bewust was geweest.
Wet: artikel 36 en artikel 40, eerste lid Successiewet 1956 en artikel 25, derde lid en artikel 27e AWR 1959
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17 september 2014 (gepubliceerd op 19 november 2014), ECLI:NL:RBZWB:2014:7126
Geef een reactie