De bestuurder van een bv die geen of een te late melding van betalingsonmacht doet, moet van goede huize komen, wil hij bewijzen dat sprake is geweest van een impliciete, mondelinge melding van betalingsonmacht. Dat blijkt uit de volgende zaak.
Een bestuurder van een bv, die in oktober 2009 failliet ging, kwam op een pijnlijke manier achter het belang van het tijdig melden van betalingsonmacht. Tussen mei 2008 en juli 2009 liep een boekenonderzoek bij deze bv. Dit onderzoek leidde tot oplegging van naheffingsaanslagen van in totaal € 295.298. De bv maakte in augustus 2009 melding van betalingsonmacht. In oktober 2009 ging zij failliet en liet de naheffingsaanslagen en andere aanslagen onbetaald. De ontvanger van de Belastingdienst stelde vijf bestuurders van de bv aansprakelijk voor deze aanslagen. Een van de bestuurders probeerde deze aansprakelijkstelling te voorkomen door te stellen dat de controleambtenaar, en in het verlengde daarvan ook de inspecteur en de ontvanger, tijdens het boekenonderzoek kennis hadden genomen, dan wel hadden kunnen nemen, van de betalingsproblemen van de bv. Maar dit mocht niet baten.
Melding betalingsonmacht
Volgens het hof had de bestuurder niet aannemelijk gemaakt dat de ontvanger al tijdens het boekenonderzoek direct dan wel indirect op de hoogte was geraakt van betalingsproblemen bij de bv. De ambtsedige verklaring en de gespreksverslagen van de controleambtenaar gaven geen blijk van een dergelijk gespreksonderwerp. Het was aan de bestuurder om feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken op grond waarvan men kon oordelen dat de betalingsonmacht kenbaar was. Het feit dat de bestuurder niet over dergelijke vastlegging beschikte, kwam voor zijn rekening. Nu de bestuurder niet tijdig de betalingsonmacht had gemeld, mocht de ontvanger vermoeden dat het niet betalen aan de bestuurder te wijten was. De ontvanger had de bestuurder dus terecht aansprakelijk gesteld voor deze naheffingsaanslag.
Wet: artikel 36 INV 1990
Meer informatie: Hof Den Bosch, 16 oktober 2014 (gepubliceerd op 24 november 2014), ECLI:NL:GHSHE:2014:4384
Geef een reactie