Wie een S&O-verklaring heeft, moet een administratie bijhouden van de aard, de inhoud, de omvang en de voortgang van het werk dat in de verklaring is aangemerkt als S&O-werk. Voldoet de administratie niet aan de eisen, dan kan men naast een correctie-S&O-verklaring ook een boete worden afgegeven, mits men eerder is gewaarschuwd om de administratie te verbeteren.
Drie bv’s die actief waren op het gebied van duurzame energie ontvingen in 2010 een S&O-verklaring van de minister van Economische Zaken. In 2012 kregen zij een correctie-S&O-verklaring en boetes opgelegd omdat de aard, inhoud en omvang van de S&O-werkzaamheden niet uit hun gezamenlijke administratie kon worden afgeleid. De meeste stukken in de administratie waren niet gedateerd en waren niet voorzien van een naam. Sommige stukken waren weliswaar handmatig van een datum en van twee of drie namen voorzien. Maar dat was te summier om op een eenvoudige en duidelijke wijze een koppeling met de urenadministratie te kunnen maken en te zien welke S&O-werkzaamheden door welke bv waren verricht. Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven waren de correctieverklaringen terecht afgegeven. De Uitvoeringsregeling bepaalt weliswaar niet eenduidig en gedetailleerd aan welke criteria de administratie moet voldoen, maar van de S&O-inhoudingsplichtigen mag worden verwacht dat zij een gestructureerde en van duidelijke datering voorziene administratie bijhouden. Wel verminderde het College de boetes die de minister aan de bv’s had opgelegd. Bij twee bv’s werd de boete verminderd tot nihil, omdat de minister hen niet eerder had gewaarschuwd om hun administratie te verbeteren. De andere bv die wel was gewaarschuwd, kreeg uiteindelijk een boete opgelegd van 5% van het in de S&O-verklaring als afdrachtvermindering vastgestelde bedrag.
Meer informatie: College van Beroep voor het bedrijfsleven, 22 september 2014 (gepubliceerd op 15 oktober 2014), ECLI:NL:CBB:2014:382
Geef een reactie