Het uitbreiden van een fiscale eenheid met een moedermaatschappij leidt toch tot het ontstaan van een extra boekjaar dat meetelt voor de verliesverrekening.
Als een bv in de loop van haar boekjaar deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, merkt de fiscus het deel van het jaar, waarin de bv niet tot de fiscale eenheid behoort, aan als een afzonderlijk jaar. De vraag was of dit ook geldt voor de regels voor de verliesverrekening. In een zaak voor Hof Arnhem-Leeuwarden was een bestaande fiscale eenheid op 22 april 2009 uitgebreid. Dit bleek de mogelijkheid van de destijds uitgebreide achterwaartse verliesverrekening (ook carry back genoemd) te beperken. Eerder had de rechtbank geoordeeld dat uit de parlementaire geschiedenis niet viel te halen dat de wetgever de uitbreiding van de carry back had willen beperken bij (ont)voeging. Zie voor meer informatie ‘Carry back niet beperkt door voeging’). Maar het hof haalde evenmin uit de parlementaire geschiedenis dat de wetgever de mogelijkheid tot verliesverrekening had willen beschermen bij (ont)voeging. Het hof keek daarom naar de grammaticale uitleg van de wettekst, die de uitleg van de inspecteur onderbouwde. Het hof verklaarde het beroep van de Belastingdienst dan ook gegrond. Ook voor de verliesverrekening vormde de periode van 1 januari tot en met 21 april 2009 een afzonderlijk boekjaar.
Wet: artikelen 7, vierde lid en 20, tweede lid Wet Vpb 1969
Meer informatie: Hof Arnhem-Leeuwarden, 21 oktober 2014 (gepubliceerd 31 oktober 2014), ECLI:NL:GHARL:2014:8030
Geef een reactie