Het tijdvak van naheffing op het aanslagbiljet van de naheffingsaanslag maakt een wezenlijk onderdeel daarvan. Het is dan ook niet toegestaan dat belasting die verschuldigd is wegens feiten gelegen buiten het op het aanslagbiljet vermelde tijdvak in de naheffingsaanslag wordt begrepen.
Een man die in juli 2003 een jacht had besteld bij een Engelse jachtwerf, wist dankzij deze bepaling te ontkomen aan een naheffingsaanslag van € 735.669. De beschikkingsmacht van het jacht werd op 20 mei 2005 aan de man overgedragen. Op 22 mei 2005 voer hij met het nieuwe schip de haven in Engeland uit richting Guernsey. Na aankomst op 28 mei 2005 op Guernsey droeg de man het schip over aan een vennootschap op Aruba, waarmee hij een cv was aangegaan. Het jacht werd vervolgens verhuurd aan een vennootschap op Curaçao, die het jacht verhuurde aan een bv, die dit op haar beurt verhuurde aan de man. Op 29 mei 2005 kwam de man aan in Nederland en deed een dag later aangifte van deze invoer. Volgens de inspecteur had de man een intracommunautaire verwerving verricht van een nieuw vervoermiddel. Er volgde dan ook een naheffingsaanslag voor het tijdvak 29 mei 2005 tot en met 18 februari 2008. Tijdens de zitting verklaarde de inspecteur dat hij 20 mei 2005 als de datum van belastbare feit aanmerkte. Gelet op het op het aanslagbiljet vermelde tijdvak betekende dit dat het (heffings)moment viel buiten dat vermelde tijdvak. De rechter wees de inspecteur erop dat omzetbelasting, verschuldigd wegens feiten gelegen buiten het op het aanslagbiljet vermelde tijdvak, niet in de naheffingsaanslag kan worden begrepen. De inspecteur kon bovendien niet aannemelijk maken dat de vermelding van het tijdvak van naheffing op het aanslagbiljet op een duidelijke, ook voor de belastingplichtige kenbare, vergissing berustte. De naheffingsaanslag kon daarom niet in stand blijven.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland, 2 oktober 2014 (gepubliceerd op 3 november 2014), ECLI:NL:RBNNE:2014:4823
Geef een reactie