De btw-herzieningsregeling heeft als doel de afgetrokken voorbelasting over een onroerende zaak te herzien als sprake is van een wijziging in het gebruik. Volgens de Hoge Raad gaat deze regeling niet zo ver dat de grondslag wordt gewijzigd. Dat zou immers betekenen dat een ondernemer btw zou kunnen aftrekken die hij niet heeft betaald.
Een bestuurslichaam van een rooms-katholiek religieus instituut was ervan overtuigd dat dit wel kon. Dit lichaam had op eigen grond een nieuw verpleeghuis laten bouwen en verhuurde dit vrijgesteld van btw aan een zorginstelling. Hierdoor was het lichaam integratieheffing verschuldigd. Zie in dit kader ook het bericht ‘Integratieheffing gaat voordeel zelfbouw tegen’. Het bestuurslichaam verkocht het verpleeghuis binnen twee jaar na de eerste ingebruikname, zodat sprake was van een van rechtswege btw-belaste levering. Het lichaam verzocht de inspecteur om herziening van de aftrek en vroeg alle btw op het verpleeghuis terug, inclusief de integratieheffing. De aanslag met de integratieheffing werd echter een paar jaar later vernietigd, omdat het lichaam op basis van een goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën de integratieheffing achterwege mocht laten. Het lichaam kreeg als gevolg hiervan een naheffingsaanslag btw opgelegd omdat de teruggaaf te hoog was. De rechtbank vond dat de inspecteur juist had gehandeld. Door gebruik te maken van de goedkeuring ging het lichaam ook ermee akkoord dat als grondslag voor de btw-aftrek zou gelden de op de kosten van de totstandkoming van het gebouw drukkende omzetbelasting. Het was op basis van de herzieningsbepalingen namelijk niet mogelijk om in latere jaren voor de levering van de onroerende zaak een andere grondslag te hanteren. De rechtbank oordeelde dan ook dat het voor het lichaam duidelijk moest zijn geweest dat het geen teruggaaf kon vragen van btw die uiteindelijk niet was verschuldigd. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak van de rechtbank.
Wet: artikelen 3, derde lid, onderdeel b, 11, eerste lid, onderdeel a sub 1° en 15, vierde lid OB 1968
Regelgeving: artikel 13 Uitv.besch. OB 1968
Meer informatie: Hoge Raad, 19 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3609
Geef een reactie