Een sportvereniging die een sportcomplex huurt van de gemeente voor vrijgestelde handelingen heeft geen recht op btw-aftrek. Maar dat ligt anders als men een stichting tussenschuift. Het tussenschuiven van zo’n stichting moet wel reële betekenis hebben, anders kan de fiscus stellen dat sprake is van misbruik van recht met alle gevolgen van dien.
Een stichting die een sportcomplex huurde van de gemeente en deze ter beschikking stelde aan een tennisverenging kreeg naheffingsaanslagen opgelegd, omdat sprake zou zijn van misbruik van recht. Ook haar verzoek om btw-teruggaaf werd geweigerd. De fiscus stelde dat in dit geval geen sprake was van terbeschikkingstelling. De stichting werd opgericht door de tennisverenging, die in eerste instantie zelf het sportcomplex huurde van de gemeente tegen een symbolische vergoeding van € 45,38 per jaar. Bovendien stond in het clubblad van de vereniging dat de stichting was opgericht om de voorbelasting op de verwachte renovatiekosten te kunnen verrekenen en zo een belastingvoordeel te behalen. De rechtbank was het met de fiscus eens dat het tussenschuiven van de stichting geen reële betekenis had. Dat bleek onder meer uit de aanzienlijke persoonlijke en organisatorische verbondenheid tussen beide rechtspersonen en het feit dat overleg met de vereniging vereist was als de stichting banen wilde verhuren aan derden. Verder was voor de leden van de vereniging en de gang van zaken op het sportcomplex feitelijk niets veranderd. Ook bleek dat het parkcommissie en het klein onderhoud in handen waren van de leden van de vereniging, die tevens inspraak hadden bij het groot onderhoud.
Wet: artikel 11, lid 1, onderdeel b en artikel 15 Wet OB 1968
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 14 april 2014 (gepubliceerd op 20 mei 2014), ECLI:NL:RBNHO:2014:3277
Geef een reactie