Bij toepassing van de partnervrijstelling door een inwonende mantelzorger is een mantelzorgcompliment vereist. Deze eis wordt gesteld om de controleerbaarheid en uitvoerbaarheid te waarborgen en is niet in strijd met het EVRM of IVBPR, zo oordeelde Rechtbank Gelderland.
Deze zaak werd aangespannen door een dame die als mantelzorger samenwoonde met haar vader tot hij in 2011 overleed. In de aangifte voor de erfbelasting deed zij een beroep op de partnervrijstelling. De inspecteur was echter van mening dat zij daar geen recht op had, omdat zij in het jaar voor het overlijden van haar vader geen mantelzorgcompliment had genoten. De rechtbank oordeelde dat de eis van een mantelzorgcompliment geen ongerechtvaardigde inbreuk vormde op het eigendomsrecht van de dochter. Met de uitbreiding van het partnerbegrip tot inwonende kinderen die mantelzorg verlenen, is aangesloten bij het criterium van het mantelzorgcompliment. Dit om de regeling controleerbaar en uitvoerbaar te houden.
Deze conclusie lijkt haaks te staan op die van Rechtbank Oost-Nederland op 28 februari 2013, waarin wel een inbreuk op eigendomsrecht werd geconstateerd. In dat geval was er echter geen mogelijkheid geweest om een mantelzorgcompliment te verkrijgen. Die situatie deed zich in deze zaak niet voor. Hoewel er voor de jaren 2010 en 2011 een overgangsrecht geldt waardoor een compliment niet per se vereist is, was deze niet van toepassing omdat er geen CIZ-indicatie aanwezig was.
Wet: artikel 32 SW, artikel 19a WMO, Besluit 28 mei 2013, nr. BLKB2013/909M
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 13 mei 2014, ECLI:NL:RBGEL:2014:3057
Geef een reactie