Aan de inspecteur mag voor buitenlandse tegoeden in EU-landen wel de eis van een voortvarende aanslagoplegging worden gesteld maar voor buitenlandse tegoeden in niet-EU- landen, hoeft de inspecteur niet aan deze eis te voldoen. Bovendien is volgens de Hoge Raad de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar niet in strijd met Europees recht.
Een man had vanaf 1992 een Zwitserse bankrekening. In zijn aangiften inkomsten- en vermogensbelasting had de man nooit opgaaf gedaan van het saldi en de opbrengsten van deze bankrekening. Op een gegeven moment wenste de man gebruik te maken van de zogeheten inkeerregeling. Naar aanleiding van die regeling ontving de man met dagtekening 31 maart 2011 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting over de jaren 1999 tot en met 2003 en een navorderingsaanslag vermogensbelasting over 2000. In geschil was of de aanslagen tijdig waren opgelegd.
Voortvarendheidsvereiste
Hof Arnhem-Leeuwarden 25 maart 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:2586, oordeelde dat voor in het buitenland aangehouden spaartegoeden meer tijd nodig is om alle gegevens te verkrijgen die nodig zijn voor het bepalen van de verschuldigde belasting. Bovendien geldt dat de inspecteur met redelijke voortvarendheid de aanslag moet voorbereiden en vaststellen aan de hand van de gegevens die hem ter beschikking staan. De inspecteur had het gelijkheidsbeginsel niet geschonden door voor buitenlandse tegoeden in EU-lidstaten wel het voortvarendheidsvereiste in acht te nemen en voor buitenlandse tegoeden in derde landen dit vereiste niet in acht te nemen.
Verlengde navorderingstermijn mag op grond van internationaal recht
De wettelijke navorderingstermijn van twaalf jaar is niet in strijd met het EU-recht. Het hof oordeelde dat er geen schending was van het vrije kapitaalverkeer. Nationaalrechtelijke beperkingen op de vrijheid van kapitaalverkeer voor landen buiten de EU, waaronder Zwitserland, die op 31 december 1993 al bestonden, bleven geldig. Hieronder viel de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar voor het opleggen van aanslagen door de Belastingdienst. Zie ook: alle tijd van de wereld of deur op een kier. Het hof handhaafde de navorderingsaanslagen. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de man ongegrond verklaard.
Wet: Artikel 16 Algemene wet inzake rijksbelastingen
Meer informatie: Hoge Raad 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1189
Geef een reactie