Sinds 1 januari 2012 is de fiscus niet meer gebonden aan een navorderingstermijn als de aangifte erfbelasting over een buitenlands vermogensbestanddeel niet (correct) of onvolledig heeft plaatsgevonden. Hof Amsterdam heeft bevestigd dat navordering alleen mogelijk is voor zover de termijn vóór 1 januari 2012 nog niet was verstreken. Legt de inspecteur ondanks het verstrijken van de oude termijn een navorderingsaanslag op, dan moet hij de belastingplichtige invorderingsrente vergoeden.
Een vrouw had op 1 februari 2012 in het kader van een vrijwillige verbetering gemeld dat de aangifte successierecht (de voorloper van de erfbelasting) naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot in 1982 niet volledig was. Haar echtgenoot bezat op het moment van zijn overlijden namelijk buitenlandse vermogensbestanddelen. De termijn om over dit bestanddeel van de erfenis nog na te vorderen was echter al vóór 1 januari 2012 verstreken. In navolging van het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2017 (zie: 'HR: geen navordering over buitenlands vermogen na 12 jaar'
oordeelde Hof Amsterdam dat de inspecteur het successierecht over het buitenlandse vermogensbestanddelen niet had mogen navorderen. Door dit toch te doen, was sprake van een onrechtmatige overheidsdaad. De vrouw had daarom recht op een vergoeding van invorderingsrente. Het hof zag echter geen reden om de vrouw ook nog een vergoeding voor misgelopen inkomsten te geven, omdat de invorderingsrentevergoeding afdoende was.
Wet: artikel 66, derde lid SW 1956 en artikel 28c IW 1990
Meer informatie: Hof Amsterdam 5 juli 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2600
Geef een reactie