Sinds 2 juli 2009 leidt de toepassing van de inkeerregeling alleen tot het volledig achterwege blijven van een vergrijpboete als de inkeer plaatsvindt binnen twee jaar nadat de onjuiste aangifte is gedaan. Dankzij het legaliteitsbeginsel moet de Belastingdienst de vergrijpboete ook bij een late inkeer achterwege laten voor zover de onjuiste aangiften is gedaan vóór 1 januari 2010, aldus Rechtbank Gelderland.
Een vrouw had in haar aangiften inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over de jaren 2001 tot en met 2013 haar Zwitserse bankrekeningen verzwegen. In 2014 gaf zij deze rekeningen alsnog op. Naar aanleiding van deze late inkeer legde de Belastingdienst de vrouw navorderingsaanslagen inclusief vergrijpboeten op. De inspecteur legde geen vergrijpboete op voor de jaren 2012 en 2013, omdat voor die jaren de inkeer binnen twee jaar en dus tijdig had plaatsgevonden. De vrouw ging in bezwaar tegen de vergrijpboeten. Rechtbank Gelderland wees erop dat op het moment waarop de vrouw de aangiften over de jaren 2001 tot en met 2008 had ingediend de inkeerregeling nog niet aan een termijn was gebonden. Dit botste met het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel houdt in dat men voor het begaan van een vergrijp geen zwaardere straf mag krijgen dan de straf die gold op het moment waarop het vergrijp plaatsvond. De fiscus meende dat het legaliteitsbeginsel niet aan de orde was, omdat de inkeerregeling alleen een bepaling van strafvermindering zou zijn. Maar de rechtbank constateerde dat de inkeerregeling de inspecteur geen beleidsruimte biedt. Deze regeling is te zien als een vervolgingsuitsluitingsgrond. De vrouw kon daardoor een beroep doen op het legaliteitsbeginsel uit de mensenrechtenverdragen. De rechtbank vernietigde daarom de boeten over de jaren 2001 tot en met 2008, omdat de vrouw de aangiften voor deze jaren had ingediend vóór 1 januari 2010.
Besluit: artikelen 67e, eerste en tweede lid en 67n AWR en artikel 67n AWR tot en met 1 juli 2009
Verdrag: artikel 7, eerste lid EVRM en artikel 15, eerste lid IVBR
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 14 juli 2017 (gepubliceerd 17 juli 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:3675
Geef een reactie