Als een vermogensverschuiving plaatsvindt van de ene partner naar de ander door een overeenkomst, zonder dat sprake is van een wijziging van de huwelijkse voorwaarden of een natuurlijke verbintenis, kan dit worden aangemerkt als een belastbare schenking.
Een echtpaar was sinds 1979 getrouwd op huwelijksvoorwaarden, die een wettelijk deelgenootschap inhielden. Zij sloten een overeenkomst, gedateerd 28 september 2009, op grond waarvan de echtgenote recht had op € 10 miljoen. In de overeenkomst was tevens opgenomen dat de echtelijke woning in een stichting zou worden ondergebracht en dit vond ook plaats in 2012. In datzelfde jaar gingen de echtgenoot en verschillende van zijn vennootschappen failliet. Dit leidde tot een FIOD-onderzoek naar mogelijke faillisementsfraude.
Geen uitvoering huwelijkse voorwaarden
De echtgenote stelde dat sprake was van een tussentijdse afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De inspecteur zag de betaling van € 10 miljoen van de man aan de vrouw als een belastbare schenking. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst geen uitvoering van de huwelijkse voorwaarden inhield. Het wettelijk deelgenootschap verplicht echtgenoten de vermeerdering van hun vermogen, die tijdens de duur van het deelgenootschap plaatsvindt, te delen. Het deelgenootschap eindigt door een aantal in de wet opgenomen situaties, waaronder de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Maar dit was in deze zaak niet het geval.
Op grond van de destijds bestaande huwelijkse voorwaarden had de vrouw geen vorderingsrecht op haar man. Een dergelijk recht ontstaat pas bij het eind van het deelgenootschap. Een andere grond voor de overeenkomst was er niet. De rechtbank verwierp ook de stelling van de vrouw dat sprake was van een natuurlijke verbintenis van haar man tegenover haar vanwege de inspanningen die zij had verricht in de ondernemingen. Volgens de rechtbank waren de inspanningen niet zodanig dat deze een vergoeding van € 10 miljoen rechtvaardigden. Er was dus sprake van een belastbare schenking.
Wet: artikel 33, onder 12°, van de Successiewet 1956
Meer informatie: Rechtbank Gelderland, 13 september 2017, (gepubliceerd op 4 oktober 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:4712
Geef een reactie