Heeft de Belastingdienst aanslagen opgelegd vanwege verzwegen buitenlands vermogen en is daartegen bezwaar gemaakt? Dan mag de inspecteur in het kader van de verlengde navorderingstermijn de uitkomst van deze bezwaarprocedure niet afwachten voor het opleggen van aanslagen over latere jaren, waarin dit verzwegen vermogen is begrepen.
Een vrouw had buitenlandse banktegoeden en de opbrengst hiervan niet aangegeven in de aangiften inkomstenbelasting. In 2007 had de Belastingdienst informatie opgevraagd en vervolgens met dagtekening 31 december 2007 een aanslag inkomstenbelasting 1995 en een aanslag vermogensbelasting 1996 opgelegd. De vrouw had hiertegen bezwaar aangetekend. Op 8 december 2008 deed de inspecteur uitspraak op bezwaar. Met dagtekeningen 28 en 31 juli 2009 legde de Belastingdienst aanslagen 1997 tot en met 2001 op. In geschil was of de aanslagen voldoende voortvarend waren opgelegd. Het hof oordeelde dit het geval was. De redenen daarvoor waren volgens het hof dat door het niet opleggen van alle navorderingsaanslagen in één keer de vrouw de gelegenheid kreeg openheid van zaken te geven. Ook kon de inspecteur hierdoor de navorderingsaanslagen zorgvuldiger opleggen. Door deze omstandigheden was het gerechtvaardigd voor de Belastingdienst langer te wachten met het opleggen van aanslagen dan de zes maanden na het bekend worden van de buitenlandse banktegoeden bij de Belastingdienst volgens het hof.
De Hoge Raad oordeelde dat het geoorloofd is dat de Belastingdienst voorrang geeft aan het opleggen van aanslagen waarvoor de navorderingstermijnen dreigen te verlopen. De omstandigheid dat de Belastingdienst nog uitspraak op bezwaar moet doen tegen een al opgelegde aanslag waarin het verzwegen buitenlandse vermogen is begrepen, is echter geen rechtvaardiging voor het wachten met het opleggen van aanslagen. Het bekend worden van de gronden van het bezwaar tegen de eerder opgelegde aanslag is niet te beschouwen als voorbereiding voor het opleggen van de aanslagen over latere jaren. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en heeft de aanslagen 1997 tot en met 2001 vernietigd.
Wet: artikel 16 AWR
Meer informatie: Hoge Raad 13 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2602
Geef een reactie