Hof Amsterdam deed een uitspraak over de rechtskracht van de parkeervergunning en oordeelde dat een parkeervergunning in een gegeven situatie niet verhindert dat er parkeergeld moet worden betaald.
Een man parkeerde zijn auto tweemaal in een gebied waarvoor hij een parkeervergunning had, maar net op een plek waarvoor op de gegeven tijdstippen de parkeervergunning niet geldig was.
Daarop werd aan hem een tweetal naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. De man voerde in beroep aan dat de naheffingsaanslagen ten onrechte waren opgelegd, omdat door een bushalte en omvangrijke bouwwerkzaamheden er onvoldoende parkeerplaatsen beschikbaar waren en hij daarom genoodzaakt was om op de straat te parkeren. Rechtbank Amsterdam oordeelde in beroep dat een parkeervergunning geen garantie geeft op een parkeerplek in het vergunningsgebied. De man had volgens de rechtbank hetzij langer kunnen zoeken naar een parkeerplek, hetzij ergens anders kunnen parkeren en parkeergeld kunnen betalen. De man probeerde vervolgens in hoger beroep zijn gelijk te krijgen.
Geen (correcte) klachtenbehandeling
In hoger beroep bij Hof Amsterdam stelde de man vervolgens dat de naheffingsaanslagen weliswaar terecht waren opgelegd, maar dat hij niet aan zijn betalingsverplichting kon worden gehouden. De gemeente had immers zijn eerdere klacht omtrent de parkeerperikelen niet (correct) in behandeling genomen. Hof Amsterdam stelde vast dat – nu de man niet langer de rechtmatigheid van de naheffingsaanslagen betwistte – in geschil was of deze naheffingsaanslagen met een beroep op strijd met beginselen van behoorlijk bestuur moesten worden vernietigd of verminderd. Daarop oordeelde het hof dat een dergelijke strijdigheid niet aannemelijk was geworden op basis van de door de man aangevoerde uitgebleven klachtafhandeling. De klachtenafhandeling viel namelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de heffingsambtenaar van de gemeente. Het hof verklaarde het hoger beroep ongegrond, zodat de naheffingsaanslagen in stand bleven.
Wet: artikel 3:4 , eerste lid Awb
Meer informatie: Grechtshof Amsterdam, 10 oktober 2017 (gepubliceerd: 8 november 2017), ECLI:NL:GHAMS:2017:4269
Geef een reactie