Als een belastingverdrag geen uitleg geeft aan een verdragsterm, is doorgaans het nationale recht van de verdragsstaat bepalend. Zo moest Rechtbank Noord-Holland zich buigen over het begrip ‘ontvangen’ in het Verdrag NL-VK ten aanzien van een Britse inwoner van Nederland die pensioen uit het VK had ontvangen.
Een in Nederland woonachtige gepensioneerde met Britse nationaliteit had over 2012 met terugwerkende kracht tot 11 februari 2010 pensioen opgebouwd bij een werkgever in het Verenigd Koninkrijk (VK). Over 2014 had hij een pensioen van ongeveer € 10.000 genoten. De inspecteur volgde de aangifte IB 2014, maar weigerde de door de pensionaris geclaimde aftrek ter voorkoming van dubbele belasting te verlenen. De Brit ging hiertegen in beroep.
In geschil was of de pensioenuitkeringen terecht door de inspecteur waren belast. De man was van mening dat dit onterecht was, omdat de overgangsmaatregel van het Verdrag NL-VK voor pensioenen ontvangen vóór 25 december 2010 van toepassing was op basis waarvan de sinds 1 februari 2010 opeisbaar en rentedragend geworden uitkeringen in UK belast waren. Dus zou hij recht op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting hebben. De inspecteur bracht daartegen in verweer dat deze overgangsregeling niet van toepassing was nu de uitkeringen vanaf augustus 2012 en dus na 25 december 2010 waren uitbetaald. De rechtbank overwoog dat nu het verdrag geen invulling gaf aan het begrip ‘ontvangen zijn’, het Nederlands nationale recht moest worden geraadpleegd. Op basis van het Nederlandse wetsartikel dat het genietingsmoment regelt, oordeelt de rechtbank dat het rentedragend of vorderbaar en inbaar worden niet onder het begrip ‘ontvangen’ valt. De inspecteur was dan ook terecht uitgegaan van belastbaarheid in Nederland. De rechtbank wees het beroep van de Brit af.
Wet: artikel 3.146 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 18 oktober 2017 (gepubliceerd: 22 november 2017), ECLI:NL:RBNHO:2017:8527
Geef een reactie