Wie een BPM-aangifte indient met betrekking tot een gebruikte auto, mag een afschrijving toepassen op de BPM-grondslag. In beginsel maakt men voor het berekenen gebruik van een tabel in de Uitvoeringsregeling BPM 1992. Maar de Hoge Raad keurt ook goed dat de grondslag van een gebruikte auto, die in een EU-lidstaat is gekocht, wordt berekend door de waarde van eenzelfde soort auto te verminderen met het bedrag van de in redelijkheid geschatte schade.
De Hoge Raad wees erop dat het Europees recht niet toestaat dat een ingevoerd gebruikte motorvoertuig onder een hogere heffing valt dan een gelijksoortig motorvoertuig dat in het binnenland is geregistreerd. Om te voorkomen dat een heffing discriminerend is, moet men een reële waardedaling van het tweedehands motorvoertuig in aanmerking nemen. Of men hanteert een geschatte waarde van dat motorvoertuig die in het algemeen de werkelijke waarde zeer sterk benadert. In principe zou men een gebruikte schadeauto moeten vergelijken met een vergelijkbare schadeauto die handelaren op de Nederlandse markt inkopen. Als er geen of onvoldoende gegevens zijn over inkoopprijzen van geregistreerde gebruikt personenauto’s met meer dan normale gebruiksschade, mag men uitgaan van een geschatte waarde. Deze geschatte waarde moet de werkelijke waarde van zulke personenauto wel zo goed mogelijk benaderen.
De Hoge Raad bevestigde dat de BPM-grondslag is te berekenen door de handelsinkoopwaarde van een referentievoertuig zonder schade te verminderen met de geschatte waardevermindering als gevolg van schade. Deze alternatieve berekening is ook toegestaan als de afschrijving daardoor het afschrijvingspercentage volgens de tabel in de uitvoeringsregeling overtreft.
Regeling: artikel 8 Uitv.reg. BPM 1992
Meer informatie: Hoge Raad 10 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2822
Geef een reactie