Het feit dat een vooruitbetaling op de koopsom niet is terugbetaald bij het intreden van een ontbindende voorwaarde staat aan de te verlenen teruggaaf van overdrachtsbelasting niet in de weg. Tot dit oordeel kwam Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
In 2012 kocht een B.V. een boerenbehuizing met opstallen, erf en land. Het gebruik was na de levering bij de verkoper gebleven. De koopsom van € 1 miljoen was niet bij die levering betaald. Wel had de B.V. gedurende een periode van 20 maanden aan de verkoper € 40.000 betaald en over de levering overdrachtsbelasting voldaan. In de leveringsakte was tevens opgenomen dat de overeenkomst kon worden ontbonden als de onherroepelijke wijziging van de bestemming niet vóór 1 januari 2015 was verkregen. Mocht dat gebeuren dan zou de eigendom van het gekochte van rechtswege terugkeren in het vermogen van de verkoper en de B.V. zou dan geen recht hebben op restitutie van hetgeen zij aan de verkoper had betaald. In 2014 was de eigendom van het gekochte weer bij de verkoper komen te berusten door het intreden van de ontbindende voorwaarde. De B.V. verzocht de fiscus om teruggaaf van de voldane overdrachtsbelasting. De inspecteur wees het verzoek af, want er was geen sprake van een volledig herstel. De vooruitbetaling op de koopsom was namelijk niet terugbetaald.
Volledig rechtsherstel?
Het hof wees op het feit dat in de akte was overeengekomen dat de door de B.V. betaalde bedragen in mindering zouden worden gebracht op de koopsom indien de ontbindende voorwaarde niet zou intreden. En indien de ontbindende voorwaarde wel zou intreden zou de B.V. geen recht hebben op restitutie van de betaalde bedragen. Het was echter niet duidelijk geworden wat aan de overeengekomen betalingen ten grondslag had gelegen, maar de B.V. stelde dat het de uitkomst was geweest van onderhandelingen. Dit bracht het hof tot de conclusie dat de bepalingen in de akte in redelijkheid moesten worden opgevat als een vastlegging van enerzijds de betaling van de koopsom van € 1 miljoen en anderzijds een afzonderlijk overeengekomen betaling van een bedrag van € 40.000 voor het geval de ontbindende voorwaarde zou intreden. Die betaling kon in geval van intreden van de ontbindende voorwaarde geen betrekking hebben op de verkrijging, en maakte dan ook geen deel uit van de tegenprestatie daarvoor. De toestand van vóór de verkrijging was volgens het hof zowel feitelijk als rechtens was hersteld. De inspecteur had het verzoek om teruggaaf dus moeten honoreren.
Wet: artikel 19, eerste lid, aanhef e en onderdeel a van de Wet op de belastingen van rechtsverkeer 1970
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30 augustus 2017 (gepubliceerd op 4 september 2017), ECLI:NL:GHARL:2017:7523
Geef een reactie