De inspecteur voldoet niet aan de hoorplicht als hij alleen een hoorgesprek voert met de gemachtigde van een belanghebbende in eerdere procedures van andere belanghebbenden. Dat de geschilpunten (deels) overlappen met de geschilpunten in de zaak van belanghebbende, maakt dat niet anders.
In een BPM-zaak meende een man dat de hoorplicht was geschonden doordat hij voorafgaande aan het doen van uitspraak op bezwaar niet was gehoord. Het hof was het met de man eens dat de inspecteur niet had voldaan aan de hoorplicht. Het voeren van een hoorgesprek met de gemachtigde van de man in eerdere procedures van andere belanghebbenden is onvoldoende. Het hof ging echter aan dit verzuim voorbij, omdat de man niet benadeeld was door het feit dat hij niet, voorafgaande aan het doen van uitspraak op bezwaar, is gehoord.
Belanghebbende niet benadeeld
De inspecteur was daar waar het de hoogte van de verschuldigde BPM betreft, volledig aan het bezwaar van de man tegemoetgekomen. De juistheid van de door de inspecteur verleende vermindering van het verschuldigde BPM-bedrag werd bovendien niet meer bestreden. Nu tussen partijen geen verschil van mening meer bestond over de hoogte van de vermindering, kon niet worden gezegd dat de man benadeeld was door schending van de hoorplicht. Dat de inspecteur niet was tegemoetgekomen aan het verzoek om vergoeding van de werkelijke kosten die in bezwaar waren gemaakt, leidde niet tot een ander oordeel. De inspecteur kende bij uitspraak op bezwaar, een forfaitaire kostenvergoeding toe. Dit is in lijn met het forfaitaire stelsel zoals opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Wet: artikelen 6:22 en 7:2 van de Awb
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 24 augustus 2017 (gepubliceerd op 6 september 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:3760
Geef een reactie