De pseudo-eindheffing voor hoge lonen kan vanwege bijzondere, niet voor alle met de crisisheffing geconfronteerde inhoudingsplichtigen geldende, feiten en omstandigheden, buiten toepassing blijven. Maar dan moet de inhoudingsplichtige aannemelijk maken dat in haar geval sprake is van een individuele buitensporige last.
Dit is een B.V., die deel uitmaakte van een concern met tussenhoudstermaatschappijen in Europa en een beursgenoteerde topholding in de Verenigde Staten, niet gelukt. In 2012 werden de aandelen in deze B.V. verkocht. In het kader van deze verkoop waren aan directieleden en enkele andere personeelsleden bonussen uitgekeerd, die betrekking hadden op werkzaamheden verricht in de jaren 2005 tot en met 2011. In 2013 droeg de B.V. een bedrag van € 325.315 aan pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) af. Volgens de B.V. pakte deze heffing voor haar als een individuele buitensporige last uit. In de eerste plaats was ten tijde van het bereiken van overeenstemming over de koopsom de crisisheffing de overnemer niet bekend. Bovendien was sprake van eenmalige, zeer riante gratificaties aan directieleden en enkele andere werknemers in het kader van het overnametraject.
Volgens de rechter was er in dit geval inderdaad sprake van bijzondere omstandigheden. Er was door een eenmalige, bijzondere gebeurtenis sprake van bonussen die substantieel hoger waren dan in andere jaren. De B.V. kon echter niet aannemelijk maken zij sterker werd geraakt door de crisisheffing dan in het algemeen. De B.V. was geconfronteerd met een substantieel bedrag aan te betalen crisisheffing. Maar dat bedrag was in relatie tot de omzet van ruim € 40 miljoen in 2012 en de positieve resultaten van de B.V., niet als buitensporig aan te merken.
Wet: artikelen 13a, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964
Meer informatie: Gerechtshof Den Haag, 5 september 2017 (gepubliceerd op 13 september 2017), ECLI:NL:GHDHA:2017:2608
Geef een reactie