Een rechter is verplicht om bij een strafrechtelijke procedure wegens strafbare feiten ter zake van de btw, nationale bepalingen over verjaring buiten toepassing te laten, tenzij hierdoor het legaliteitsbeginsel wordt geschonden.
In deze zaak gaat het om twee Italiaanse ondernemers die btw-fraude hebben gepleegd en hiervoor strafrechtelijk zijn vervolgd. In Italië geldt dat een strafbaar feit verjaart na het verstrijken van een termijn die gelijk is aan de maximumduur van de wettelijk bepaalde straf, maar minimaal zes jaar voor misdrijven en minimaal vier jaar voor overtredingen. Verjaring kan worden gestuit door bijvoorbeeld een vonnis of een beschikking, dan vangt een nieuwe verjaringstermijn aan. De nieuwe verjaringstermijn kan nooit meer dan een kwart van de oorspronkelijke verjaringstermijn zijn. Het Hof van Justitie van de EU (HvJ) heeft hierover als volgt geoordeeld:
De nationale rechter is verplicht om in een strafrechtelijke procedure wegens strafbare feiten ter zake van de btw, bepalingen over verjaring die deel uitmaken van het nationale materiële recht, buiten toepassing te laten als:
-
deze nationale bepalingen over verjaring eraan in de weg staan dat doeltreffende en afschrikwekkende strafrechtelijke sancties worden opgelegd in een groot aantal gevallen van ernstige fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad;
-
in die nationale bepalingen over verjaring voor gevallen van ernstige fraude, verjaringstermijnen zijn vastgesteld die korter zijn dan voor gevallen van ernstige fraude waardoor de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden geschaad.
Bovenstaande geldt niet in die gevallen dat niet-toepassing van de nationale bepalingen over verjaring met zich meebrengt dat het legaliteitsbeginsel inzake delicten en straffen wordt geschonden doordat:
-
de toepasselijke wet onvoldoende nauwkeurig is, of
-
met terugwerkende kracht een wettelijke bepaling wordt toegepast waarbij voorwaarden voor vervolgbaarheid worden vastgesteld die strenger zijn dan die welke van kracht waren toen het strafbare feit werd gepleegd.
Wet: art. 325 VWEU (lid 1 en 2)
Meer informatie: Hof van Justitie EU 5 december 2017, ECLI:EU:C:2017:936
Geef een reactie