Dat een aankoopnota tot de constatering kan leiden dat men insteller van een trust moet zijn en daarmee als indirect aanmerkelijkbelanghouder onder de gebruikelijkloonregeling valt bleek uit een zaak die voorlag aan Hof Amsterdam.
Twee in Nederland woonachtige mannen waren vanaf medio 2006 bestuurder van een in de UK gevestigde Angelsaksische Ltd., die op haar beurt beherend vennoot was in een CV in Nederland. De CV exploiteerde een onderneming in de woningrenovatie. Daarnaast waren zij gevolmachtigd door de CV. De aandelen in de Ltd. werden vanaf medio 2006 gehouden door een in het buitenland gevestigde Angelsaksische trust. Aan de Ltd. werd een naheffingsaanslag loonheffing opgelegd ter zake van een gebruikelijk loon voor beide mannen. Hiertegen ging de Ltd. in beroep en vervolgens hoger beroep.
Feitelijke leiding
In geschil was of de Ltd. terecht als inhoudingsplichtige was aangemerkt en in verband daarmee of de Ltd. in Nederland is gevestigd en de mannen aanmerkelijkbelanghouders zijn. De rechtbank en het hof waren van mening dat dat allemaal het geval was. Beide mannen hadden arbeid verricht door deze namens de Ltd. te verrichten voor de CV. De feitelijke leiding van de Ltd. werd uitgeoefend vanuit Nederland door beide in Nederland woonachtige mannen en daarmee werd de vestigingsplaats van de Ltd. vastgesteld in Nederland. De zogenoemde euro-bv-structuur was door beide heren aangekocht via een juridisch adviesbureau ter uitoefening van hun onderneming en op basis daarvan was aannemelijk dat zij ook de instellers van de trust waren. Daarmee was vastgesteld dat zij indirect aanmerkelijkbelanghouders waren. De Ltd. was daarmee inhoudingsplichtig voor de loonheffing in Nederland en de naheffingsaanslag werd verminderd met een bedrag corresponderend met het door arbeidsongeschiktheid verminderde arbeidsvermogen.
Meer informatie: Gerechtshof Amsterdam, 14-11-2017 (gepubliceerd 6 december 2017), ECLI:NL:GHAMS:2017:5032
Geef een reactie