Haalt een dga een B.V. met een belastingclaim bewust leeg en verkoopt hij vervolgens de aandelen in de B.V.? En gaat de belastingclaim verloren door ongewone activiteiten door de nieuwe aandeelhouder? Dan is de dga aansprakelijk voor de vennootschapsbelastingclaim van het jaar van vervreemding van de aandelen zonder mogelijkheid tot disculpatie.
Een dga en zijn echtgenote waren ieder voor 50% aandeelhouder in een B.V. die volgens haar statuten tot doel had de handel in kleding. In 2008 verkocht deze B.V. een bedrijfspand, waarmee ze een boekwinst van € 887.560 behaalde. Vervolgens keerde de B.V. aan de aandeelhouders een dividend uit van € 520.696. Hierna verkochten de aandeelhouders de aandelen voor € 18.256 aan een derde, waarna de B.V. als een dochtermaatschappij tot een fiscale eenheid ging behoren. Vanwege het uitblijven van de betaling van de verschuldigde vennootschapsbelasting, stelde de ontvanger van de Belastingdienst de dga aansprakelijk voor de helft van de verschuldigde vennootschapsbelasting over 2008, zijnde € 102.450. In geschil bij Hof Den Haag was of de dga terecht aansprakelijk was gesteld voor de onbetaald gebleven vennootschapsbelasting en zo ja, of de dga zich kon beroepen op de disculpatie.
Antilliaanse vennootschap
Het hof oordeelde dat de dga de B.V. bewust met een ontoereikend vermogen heeft achtergelaten. Geen zakelijk handelende koper van de aandelen zou € 18.256 betalen voor een B.V. met een negatieve intrinsieke waarde van € 192.946, vanwege de te betalen vennootschapsbelasting van € 204.900. Daarbij komt dat na de aandelenoverdracht en de vorming van een fiscale eenheid door het tussenschuiven van een Antilliaanse vennootschap als dochtervennootschap met een waardeloze vordering, de boekwinst (op het pand) werd gecompenseerd, waardoor de belastingclaim verloren ging. Hiermee is niet alleen de heffing van vennootschapsbelasting ontgaan, maar zijn ook bewust middelen aan de vennootschap onttrokken om de verhaalsmogelijkheid van de ontvanger op het vermogen van de vennootschap illusoir te maken. Het hof oordeelde dat de dga aansprakelijk was voor de (helft van) de onbetaald gebleven vennootschapsbelasting en hij zich daarbij niet meer kon beroepen op disculpatie. Het hof handhaafde de aansprakelijkstelling. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof bevestigd zonder nadere motivering.
Wet: Art. 40 IW 1990
Meer informatie: Hoge Raad 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3042
Geef een reactie