Een bezwaarschrift tegen de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) hangt inhoudelijk samen met een bezwaarschrift tegen een aanslag inkomstenbelasting. Als de inspecteur niet (tijdig) beslist op deze beide bezwaarschriften, kan de belanghebbende toch maar één dwangsom vorderen.
Een man had in dezelfde brief bezwaar gemaakt tegen een opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen en tegen de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, beiden over 2012. Toen een beslissing van de Belastingdienst op de bezwaarschriften uitbleef, vulde de man twee formulieren ‘Dwangsom bij niet tijdig beslissen in’. De fiscus kende maar één dwangsom toe. Rechtbank Gelderland moest beoordelen of dit terecht was.
Belastbaar inkomen
In deze situatie was duidelijk dat er sprake was van twee verschillende aanslagen en twee afzonderlijke dwangsomaanzeggingen. Dat de man in één brief tegen beide aanslagen bezwaar had gemaakt, was niet van belang. Wel relevant was het feit dat tussen beide bezwaren een inhoudelijke samenhang bestond. De hoogte van de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW is immers afhankelijk van de hoogte van het belastbaar inkomen. Het bezwaar tegen de ZVW-bijdrage bevatte evenmin andere argumenten dan die in het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV. De inspecteur kon daarom pas beslissen op het bezwaar tegen de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW nadat hij had beslist op het bezwaarschrift tegen de IB/PVV. Vanwege de inhoudelijke samenhang tussen de twee bezwaarschriften kon de fiscus met één dwangsom volstaan.
Wet: artikel 4:17 Awb
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 28 juli 2017 (gepubliceerd 1 augustus 2017), ECLI:NL:RBGEL:2017:4026
Geef een reactie