De (volledige) betaling van de hypotheekrente is verbonden aan het recht van de achterblijver om in de woning te mogen blijven wonen en dient niet tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote. De achterblijver heeft in dit geval dus alleen recht op 50% hypotheekrenteaftrek, zo oordeelde Hof Den Bosch.
Een echtpaar ging in het jaar 2008 uit elkaar. Ze waren in 2011 en 2012 ieder voor 50% eigenaar van een woning. De ex-partner verliet de woning definitief in 2008 en liet zichzelf en hun kind op 14 maart 2008 op het woonadres uitschrijven. Belanghebbende had 100% van de in 2011 en 2012 verschuldigde hypotheekrente (jaarlijks € 8.831) betaald. In de aangiften IB/PVV nam hij 100% van de betaalde hypotheekrente in aanmerking als aftrekbare kosten met betrekking tot de eigen woning. Bij het opleggen van de aanslag IB/PVV had de inspecteur 50% van de betaalde hypotheekrente niet in aftrek toegelaten.
Uitgaven voor onderhoudsverplichting
Belanghebbende stelde dat hij dan 50% van de door hem betaalde hypotheekrente als een persoonsgebonden aftrek in verband met uitgaven voor een onderhoudsverplichting ten laste van het belastbaar inkomen uit werk en woning kon brengen. Door het betalen van de volledige hypotheekrente zou er volgens hem sprake zijn van een in rechte vorderbare periodieke uitkering. En die berust op een dringende morele verplichting tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote en hun kind. Het hof was van oordeel dat de inhoud van de door belanghebbende overgelegde overeenkomst een dergelijke aftrek belette. De (volledige) betaling van de hypotheekrente was namelijk verbonden aan het recht van belanghebbende om in de woning te mogen blijven wonen. Die diende niet tot voorziening in het levensonderhoud van zijn ex-echtgenote. Geen extra aftrek dus voor belanghebbende.
Wet: artikelen 6.3, lid 1, onderdeel f en
Meer informatie: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 juli 2017, (gepubliceerd op 30 augustus 2017), ECLI:NL:GHSHE:2017:3305
Geef een reactie