Als een ondernemer detailgegevens die van belang zijn voor de belastingheffing niet bewaart, voldoet hij op het eerste gezicht niet aan zijn administratie- en bewaarplicht en dreigt omkering van de bewijslast. Maar omkering van de bewijslast blijft achterwege als op andere manieren een even nauwkeurige schatting valt te maken.
In een recente zaak voor de Hoge Raad gebruikte een restauranthouder voor het opnemen en afrekenen van bestellingen een geautomatiseerd systeem. Op enig moment waren de in het systeem opgenomen detailgegevens verwijderd. De inspecteur vond dat de restauranthouder tekort was geschoten in zijn administratieve verplichtingen. De vraag was of voldoende aanleiding bestond om de bewijslast om te keren. De Hoge Raad gaf Hof Den Bosch de opdracht dit nader te onderzoeken. Zie: ‘Ondernemer mag detailgegevens niet zomaar weggooien’. Het hof meende dat de berekening van de Belastingdienst op basis van de detailgegevens geen nauwkeuriger resultaat opleverde dan een controle op basis van brutowinstpercentages (Hof Den Bosch 20 mei 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1993). Bij laatstgenoemde methode vergelijkt men de brutowinstpercentages op het niveau van de ondernemer als geheel met de brutowinstpercentages die in die branche gebruikelijk zijn. De staatssecretaris ging in cassatie omdat het hof volgens hem de verwijzingsopdracht te ruim had opgevat. De Hoge Raad wees erop dat het hof had moeten onderzoeken of het niet bewaren van de detailgegevens een omkering van de bewijslast rechtvaardigde. Dit had het hof gedaan door te concluderen dat de Belastingdienst met gebruik van de detailgegevens niet tot een nauwkeurigere uitkomst had kunnen komen. Ook de Hoge Raad oordeelde dat de omkering van de bewijslast achterwege moest blijven.
Wet: artikel 52, eerste lid AWR
Meer informatie: Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:532
Geef een reactie