Ook als hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit volledig aan het bezwaar tegemoet wordt gekomen, dient de rechter een oordeel te vellen over de rechtmatigheid van de met dat besluit verbonden dwangsombeschikking.
Belanghebbende stelde beroep in wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar tegen haar aanslag inkomstenbelasting 2012. In de uitspraak op bezwaar werd uiteindelijk volledig aan het bezwaar van belanghebbende tegemoetgekomen. De inspecteur kende via beschikking geen dwangsom toe, maar kwam na bezwaar toch op een bedrag van € 310 uit voor overschrijding van de beslistermijn met 15 dagen. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep gericht op het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar vervolgens niet-ontvankelijk, omdat het procesbelang was ontvallen.
Ten onrechte, meende de Hoge Raad. De proceseconomie is ermee gediend dat de rechter in de procedure ook een oordeel geeft over de beschikking met betrekking tot de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze betwist. Hetzelfde geldt als bij beschikking wordt beslist dat er geen recht is op een dwangsom, zoals in deze zaak het geval was. Tot cassatie hoefde het hier echter niet te leiden. De door belanghebbende verlangde dwangsom was na bezwaar alsnog tot het juiste bedrag vastgesteld. Er is dan ook geen aanleiding om die dwangsom nogmaals toe te kennen. Wel kende de Hoge Raad een proceskostenvergoeding toe voor het beroep tegen het uitblijven van een uitspraak op bezwaar.
Wet: Art. 4:17, art. 4:19, lid 1, en art. 8:55c Awb.
Meer informatie: Hoge Raad, 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:1
Geef een reactie